Elektrische installaties
De meeste branden ontstaan door een fout of een gebrek in de elektrische installatie of een elektrisch apparaat. U kunt zelf veel doen om dit te voorkomen. Denk hierbij aan de volgende zaken.
- Sluit apparaten zoveel mogelijk aan op een stopcontact en voorkom losse stekkerblokken.
- Rol kabelhaspels volledig af.
- Houd stopcontacten, (tl)-armaturen, schakelkasten en kabelgoten vrij van stof en spinrag.
- Controleer regelmatig of uw apparatuur en bekabeling niet is beschadigd. Laat een losliggend contact of beschadigde mantel zo snel mogelijk repareren door een erkende installateur.
- Instrueer de werknemers en de kinderen over veilig gebruik van elektriciteit en elektrische apparaten.
Knaagdieren veroorzaken veel schade, ook aan elektrische installaties of apparaten. Vraatschade aan kabels kan leiden tot het uitvallen van apparatuur, kortsluiting en zelfs brand. Wees daarom alert op de aanwezigheid van knaagdieren. Schakel zo nodig een verdelgingsbedrijf in.
Besteed ook aandacht aan lampen en verwarming. Let daarbij op de volgende zaken:
- Zorg ervoor dat de armaturen geschikt zijn voor in stallen.
- Controleer of armaturen goed vast zitten.
- Vervang defecte Tl-buizen en slechte starters. Doe dit direct zodra je klant er één opmerkt.
- Maak ventilatoren regelmatig schoon.
- Beperk het gebruik van warmtelampen. Deze kunnen zorgen voor opwarming van het stro. Laat ze niet onnodig lang aanstaan en hang ze voldoende hoog.
Zelfontbranding voertuigen/werkmaterieel
Ook tractoren en ander gemotoriseerd werkmaterieel vormen een risico op het ontstaan van brand. Dit is het grootst tijdens of na afloop van intensief gebruik.
- Zorg voor een massaschakelaar. Koopt u een nieuw object en heeft het nog geen massaschakelaar? Vraag uw dealer om er één te installeren.
- Als u het voertuig gebruikt of stalt, let dan op de nabijheid van brandbaar materiaal zoals hooi, stro, emballage of verpakkingsmateriaal. Zorg voor tenminste 10 meter afstand.
- Let op scherpe elementen of onderdelen. Scherm deze af als u het voertuig gebruikt of stalt.
Brandgevaarlijke werkzaamheden
Als u gaat lassen, slijpen of branden, let dan op het volgende:
- Zorg ervoor dat de werkplek schoon is en vrij van brandbare materialen, zoals hooi, stro, zaagsel, verpakkingsmateriaal, maar ook brandstoffen. Houd een afstand aan van tenminste 10 meter.
- Houd een brandblusser onder handbereik.
- Maak na afloop de werkplek weer schoon en controleer of er geen smeulende resten zijn achtergebleven.
- Controleer na afloop tenminste nog éénmaal, liefst op een later tijdstip, op smeulende resten of een beginnende brand.
Hooibroei
Laat hooibalen en ook minibalen in folie wikkelen. Door de folie kan er geen lucht bij het hooi komen en wordt de kans op broei aanzienlijk kleiner. Als u de balen niet laat omwikkelen met folie, bekijk dan onderstaande tips om het risico op hooibroei te verkleinen.
- Pers het hooi zo laat mogelijk op de dag, dan is de luchtvochtigheid het laagst.
- Sla het gescheiden op van andere zaken. Bij voorkeur in een aparte opslag, vrij van de overige gebouwen en op minimaal tien meter afstand van werkmaterieel en landbouwwerktuigen.
- Zorg voor een natuurlijke ventilatie om condens- en vochtvorming tegen te gaan. Dit is vooral belangrijk voor balen die niet zijn ingewikkeld. Stapel deze bij voorkeur ook niet tegen de wanden en zorg voor een looppad.
- Zet zelfrijdend materieel en tractoren ergens anders; ze kunnen namelijk een onverwachte ontstekingsbron vormen.
- Hanteer een rookverbod. Zorg dat er altijd een brandblusser in de buurt staat.
- Wees alert op een afwijkende geur. Dit kan duiden op broei. Check ook regelmatig de temperatuur van de balen.
Bij twijfel kan er altijd beroep worden gedaan op de hooibroei-controleurs. U kan dit kosteloos aanvragen via onze adviseur.
Dierengezondheid
Zorg voor goede hygiënische maatregelen, hiermee voorkomt u de verspreiding van besmettelijke ziekten onder uw dieren. Zorg voor aparte ruimtes met schoon strooimateriaal voor het afkalveren. Koopt u dieren voor uw bedrijf? Zet deze dan tijdelijk in een apart gebouw (quarantaine) en controleer geregeld of deze dieren geen ziekten bij zich dragen. Heeft u honden? Houdt deze buiten de afkalfruimtes en zorg ervoor dat zij hun ontlasting op afgeschermde plekken doen.